Onder leerstoornissen verstaan we problemen die te maken hebben met leren lezen/spellen en rekenen.
De lees/spelling en rekenproblemen op zich horen bij het leren lezen/spellen en rekenen maar worden niet beschouwd als leerstoornissen. Krijgt een kind meer inzicht, dan verdwijnen deze problemen vaak vanzelf. Bij sommige kinderen blijven moeilijkheden optreden en is verder onderzoek noodzakelijk. Voor we de termen dyslexie/dysorthografie of dyscalculie in de mond nemen, is er een nauwkeurige probleemanalyse gebeurd. Dan pas kunnen we het probleem duidelijk definiëren en een remediërings/behandelingsplan uitwerken.
De ernst en de hardnekkigheid van de problematiek bepaalt of er sprak is van een :
- Dyslexie (leesprobleem)
- Dysorthografie (spellingprobleem)
- Dyscalculie (rekenprobleem)
1. DYSLEXIE (leesstoornissen)
We spreken van dyslexie (een leesstoornis) wanneer het lezen van het kind duidelijk beneden het verwachte niveau ligt in vergelijking met de leeftijd, de intelligentie en het gevolgde onderwijs.
Wat zijn de oorzaken van dyslexie?
Een vertraagde spraak- en taalontwikkeling kan oorzaak zijn van problemen met het leren lezen in de lagere school.
Een gehoorprobleem in de vroege kinderjaren kan ervoor zorgen dat het auditief waarnemen van klankverschillen moeizaam verloopt. Daardoor kan het kind in de beginfase van het leren lezen moeite hebben met de auditieve discriminatie (het horen van verschil in klanken), maar vaak ook met de analyse/synthese (het opdelen in losse klanken of net het samenvoegen ervan). Vaak zal het geheugen van het kind ook minder goed functioneren.
Ondanks een normaal gezichtsvermogen kan er sprake zijn van een visueel waarnemingsprobleem, waarbij het kind moeilijk het verschil ziet tussen letters.
Soms treden er ruimtelijke problemen op of heeft het kind geen duidelijke handvoorkeur waardoor het onzeker is over de leesrichting, de stand van de letters (b/d) en de volgorde ervan (kurk/kruk).
Dyslexie is soms familiaal gebonden. Er kan een erfelijke factor aanwezig zijn.
2. DYSORTHOGRAFIE (spellingproblemen)
We spreken van dysorthografie (een spellingprobleem) wanneer de spelling van het kind duidelijk beneden het verwachte niveau ligt, in vergelijking met de leeftijd, de intelligentie en het gevolgde onderwijs.
Wat zijn de kenmerken van dysorthografie ?
Kinderen met dysorthografie vertonen ernstige spellingmoeilijkheden.
- Ze zijn vaak niet in staat om ruimtelijke patronen waar te nemen het waarnemen en het ontbreekt hen aan visuele woordbeelden. Dit is vooral hinderlijk wanneer dezelfde klanken op verschillende manieren kunnen geschreven worden (bv. ei/ij, ou/au, g/ch).
- Spellingzwakke kinderen hebben vaak problemen met de auditieve perceptie, waardoor het verschil tussen klanken onvoldoende wordt waargenomen (bv. v/f, s/z, eu/ui).
- Spellingzwakke kinderen integreren zeer moeilijk hun spellingsregels. Ze komen niet tot automatisering van de aangeleerde regels. Ze passen de regels met andere woorden niet toe. Vaak hebben ze een zwak langetermijngeheugen en hebben ze moeilijkheden met het inprenten van woordbeelden.
Spellingproblemen zijn niet leeftijdgebonden : zowel kinderen op de lagere school als tieners en volwassenen kunnen dyslectische kenmerken of spellingmoeilijkheden vertonen. Logopedische therapie is dan ook op elk moment mogelijk. Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs is de school vaak bereid tot het aanvaarden van een dyslexie-/dysorthografiecertificaat. Daardoor is de school in staat het evaluatiesysteem voor die bepaalde leerling aan te passen. Voor meer informatie rond dit certificaat verwijzen we naar onze pagina “algemene info” onder het tabblad “reken- lees- en spellingsproblemen bij jongeren en volwassenen”.
3. DYSCALCULIE (rekenproblemen)
We spreken van dyscalculie (een rekenstoornis) wanneer de rekenvaardigheden van het kind duidelijk beneden het verwachte niveau liggen in vergelijking met de leeftijd, de intelligentie en het gevolgde onderwijs.
Wat zijn de kenmerken van dyscalculie ?
We onderscheiden 3 subtypen :
- Het visueel-ruimtelijk type (problemen met getalinzicht)
Kinderen met visueel-ruimtelijke problemen kunnen meer moeilijkheden hebben met het interpreteren van de betekenis van cijfers en met het plaatsen ervan op de getallenas. Ze vertonen bovendien vaak problemen met het opschrijven van getallen (wisselingen : bv. 36 i.p.v. 63). - Het procedurele type (problemen met methodiek)
Deze kinderen houden veel langer vast aan de eerste telstrategie en schakelen traag over naar moeilijkere rekenprocedures waardoor hun rekenaanpak niet is aangepast aan hun leeftijd. Ze gebruiken bijvoorbeeld vaker en langer hun vingers als geheugensteuntje. Er treden veel fouten op in de uitvoering van rekenprocedures. Ze hebben problemen met de volgorde van de stappen die bij een complexe berekening moeten worden uitgevoerd. Kortom ze hebben ‘aanpakproblemen’. - Het verbaal-geheugen type (problemen met het geheugen)
Kinderen van dit type zijn traag, onder meer omdat eenvoudige sommetjes niet geautomatiseerd zijn. Ze maken veel fouten bij antwoorden die uit het geheugen worden gehaald. Hier gaat het niet om een tekort in het rekenbegrip maar wel om het niet in staat zijn vlot eenvoudige bewerkingen te maken. Dit wordt beschouwd als een geheugenprobleem dat zowel met het werkgeheugen als het langetermijngeheugen te maken heeft.
Vaak vertoont een kind met rekenproblemen kenmerken van twee of drie types.
Goed kunnen lezen en schrijven zijn belangrijke vaardigheden en noodzakelijk om op een succesvolle manier verder te studeren, een loopbaan op te bouwen en te navigeren in onze maatschappij in uiteenlopende contexten : school, werk, vrije tijd, verkeer,… Taken zoals notities nemen, verslagen maken, mails opstellen en lezen, lezen van ondertitels zullen pas optimaal verlopen als ze met de nodige souplesse worden afgehandeld. Daarenboven beïnvloedt de vlotheid van het lezen en schrijven in sterkte mate het herkennings- en begripsproces. Het loont dus zeker de moeite om bij een hiermee gerelateerde hulpvraag een objectief beeld te krijgen van de lees- en spellingproblemen, de hardnekkigheid te achterhalen en een remediëring op punt te zetten.
Niet iedereen slaagt erin om het lees- en schrijfproces voldoende onder de knie te krijgen, wat vaak moeilijkheden en frustraties met zich meebrengt. Een diagnose maakt het mogelijk gelijksoortige problemen onder eenzelfde noemer te plaatsen (classificatie), en/of een indicatie te geven over een mogelijke handelingsgerichte aanpak, en/of kansen te creëren (faciliteiten) op schools vlak, waardoor de slaagkans verhoogt.
In het secundair onderwijs komt men gelukkig meer en meer tot differentiatie. Men is er zich steeds meer van bewust dat je de leerlingen tekort doet als je geen rekening houdt met hun bijzonderheden. Gelukkig kunnen jongeren met dyslexie en dysorthografie de laatste jaren beroep doen op een certificaat. Dit geeft hen de mogelijkheid hun voorkeursrichting te volgen en verplicht de scholen rekening te houden met deze handicap en faciliteiten toe te staan aan de leerling/student.
Om gelijke kansen te bieden werden STICORDI maatregelen uitgewerkt die recht geven op faciliteiten in het lager en secundair onderwijs. Ook in het hoger niet universitair onderwijs is men bereid met een certificaat rekening te houden.
STICORDI staat voor :
Stimuleer en motiveer : hun motivatie behouden en verhogen
Compenseer : bied leerlingen hulpmiddelen aan als ondersteuning
Remedieer : zorg voor remedial teaching of individuele begeleiding
Dispenseer : geef leerlingen een vrijstelling voor een aantal opdrachten
Kenmerken van een certificaat
- Er moeten recente onderzoekgegevens met een duidelijke diagnose voorhanden zijn. Bovendien moet het onderzoek worden uitgevoerd door een centrum dat gespecialiseerd is in leerstoornissen (TRIANGEL biedt die mogelijkheid).
- Gegevens over de voorgeschiedenis van het kind/jongere/volwassene moeten gekend zijn. Lees- en schrijfproblemen treden op in het lager onderwijs. Indien hiervan niets terug te vinden is op rapporten of indien de problemen nooit gesignaleerd werden, kan het om een zuiver spellingsprobleem (regelprobleem) gaan, dat niet verward mag worden met een dysorthografie.
- De leerling/student moet bereid zijn tot het volgen van logopedische therapie indien dit wordt geadviseerd. Indien dit niet het geval is, mag men veronderstellen dat het bekomen van een certificaat enkel tot doel heeft ‘getolereerd’ fouten te mogen schrijven.
- Het geven van faciliteiten aan een leerling/student is pas zinvol, wanneer deze een richting volgt aangepast aan zijn/haar mogelijkheden.
- Een dyslexiecertificaat moet niet hernieuwd worden.
- Een kind/jongere met hardnekkige lees- en spellingproblemen in de lagere school heeft waarschijnlijk ook problemen met vreemde talen in het voortgezet onderwijs, ook hiermee moet rekening gehouden worden.
- Bij het toekennen van een dyslexiecertificaat is het de bedoeling dat de invloed van de leerstoornis op de schoolse prestaties van de leerling/student wordt verminderd.
Aan de hand van die gegevens wordt een certificaat opgesteld en wordt aan de school een aantal maatregelen voorgesteld die de kansen tot slagen verhogen.
Aan de verwijsinstantie, het CLB, de ouders en de school van het kind wordt een exemplaar van het geschreven verslag toegezonden. In sommige gevallen is het volgen van therapie zinvol. Dit is afhankelijk van de hardnekkigheid van de fouten, het soort fouten en of de jongere vroeger reeds therapie volgde of niet.
De laatste tijd testen we meer jongeren boven de 16 jaar en volwassenen. Ook voor mensen die later gaan studeren of reeds in het beroepsleven staan kan een diagnose verhelderend zijn. We kunnen hen handvaten aanreiken waardoor het functioneren op werkvlak vlotter verloopt of waardoor het aanvatten van een nieuwe studie mogelijk wordt.