Definitie
De afkorting DCD staat voor Development Coordination Disorder ook wel dyspraxie genoemd of het “clumsy child syndrome”. DCD houdt in dat planning, coördinatie en uitvoering van verschillende motorische handelingen moeizaam worden geleerd en geautomatiseerd. Er treden problemen op met het bedenken, plannen en uitvoeren van bewegingen/handelingen.
Bij kinderen met DCD vallen in eerste instantie hun onhandigheid, hun onbeholpen motoriek, hun vergeetachtigheid en aandachtsproblemen op. Als kind leer je door oefening steeds nieuwe handelingen. Die worden opgeslagen in het geheugen. Na het vaak uitoefenen van deze handeling wordt het een automatisme. Zo leer je fietsen, zwemmen, veters knopen enz. Bij kinderen met DCD gaat er iets fout bij het automatiseren van die handelingen. Het plan raakt niet of onvoldoende geautomatiseerd en het kind moet het wiel telkens opnieuw uitvinden. We spreken hier over psychomotorische moeilijkheden, ofwel moeilijkheden met basisvaardigheden.
Onder basisvaardigheden wordt verstaan :
- Grove motoriek
- Fijne motoriek
- Inzicht in de ruimtelijke oriëntatie en structurering
- Kennis van het lichaamsschema
- Lateralisatieproblemen
- Concentratieproblemen
Recente onderzoeken duiden op het belang van de diagnose van DCD bij volwassenen. Want wie als kind de stoornis heeft, heeft dat meestal ook als volwassene. De problemen die met DCD te maken hebben, houden bij ongeveer 50 tot 70% van de kinderen aan tot in de adolescentie en volwassenheid.
DCD bij adolescenten en volwassenen uit zich in problemen met de motorische uitvoering van taken. De problemen ontstaan als gevolg van een beperkte coördinatie en motoriek. Vaak is het moeilijk voor mensen met DCD om hun handtekening geautomatiseerd te krijgen, hun rijbewijs te halen. Vaak hebben ze last met schrijven, koken, het hanteren van gereedschap,…. Het is moeilijk voor mensen met DCD om beroepen uit te oefenen zoals tandarts of schoonheidsspecialist, waarbij net veel coördinatie en motoriek komt kijken.
Veel mensen met DCD hebben bovendien moeite met plannen, organiseren en werkgeheugen. Ze overzien de stappen niet die nodig zijn om een doel te bereiken. Ook psychosociale aspecten en beperkingen in participatie kunnen hun functioneren in de weg staan.
De aard van de problemen die volwassenen met DCD ondervinden in het dagelijks leven, opleiding, werk en vrije tijd veranderen met de omstandigheden.
Ook zal de impact van de aandoening afhankelijk zijn van de persoonskenmerken van het individu, zoals veerkracht, zelfvertrouwen, cognitieve compensatiemogelijkheden, etc. Ook de aard en omvang van de sociale ondersteuningsnetwerken spelen hierbij een rol.
Oorzaak
Over de oorzaak van dyspraxie is nog veel onduidelijk. Vaak wordt een probleem of onvolgroeidheid van neuronen (hersencellen) genoemd. Vanuit de hersenen worden de berichten niet goed doorgegeven aan het lichaam.
Symptomen
Dyspraxie komt voor in verschillende vormen. Dyspraxie kan vooral de grove motoriek raken zoals lopen, fietsen en zwemmen. De fijne motoriek kan moeizaam worden geleerd. Problemen met schrijven, tekenen en knutselen kunnen hiervan het gevolg zijn.
Bij kinderen met DCD kan je in verschillende mate volgende symptomen waarnemen:
- moeite met het aanleren van kruipen, lopen, zwemmen, fietsen, e.d.
- moeite met organiseren en ordenen
- problemen met de fijne motoriek
- problemen met de grove motoriek en het evenwicht
- slecht ruimtelijk bewustzijn
- slecht bewustzijn van eigen lichaam (uit zich in onhandigheid en ongelukjes)
- gevoelige tastzin
- concentratie- en aandachtsproblemen
- spraak- en taalmoeilijkheden
- slechte oog-hand coördinatie
- slecht handschrift
- leerproblemen zoals schrijf-, lees-, reken- en automatiseringsproblemen
- vergeetachtigheid, verstrooidheid
- slaapproblemen
- sociaal-emotionele problemen
Niet elk kind met DCD heeft al deze symptomen en ook niet in dezelfde mate.
Meer uitgewerkt kunnen we stellen:
Een kind met dyspraxie lijkt vooral onhandig, het lopen gaat moeizaam en ze vallen veel. Een bal gooien of vangen, fietsen, zwemmen en skaten, het lijkt allemaal klungelig en heel moeilijk.
Het ruimtelijk inzicht is beperkt. Kinderen vinden het niet prettig in het midden van een ruimte, aan de zijkanten is prima. In een rij lopen is lastig, liever vooraan of achteraan. Ze vinden het vooral naar wanneer mensen te dichtbij staan en dat ‘dichtbij’ kan soms voor anderen ver lijken.
Handelingen die te maken hebben met de fijne motoriek, zoals schrijven (een pen vasthouden), puzzelen, kralen rijgen, letterbakken leggen, veters strikken, kleien, knippen,… leveren vaak problemen op.
Volgorde en planning geven ook vaak problemen. Tanden poetsen, aankleden, tas inpakken maar ook tafels leren in de goede volgorde.
Vaak is er sprake van een slecht korte termijn geheugen, waardoor motorische vaardigheden heel lang moeten geoefend worden om geautomatiseerd te worden.
Gevoelige tastzin: kleding kriebelt of zit niet prettig, aanraking is niet fijn en haren kammen is een drama.
Kinderen met dyspraxie lijken jonger dan hun leeftijdgenootjes. Emoties worden soms wat overdreven, ze zijn snel geïrriteerd en ongeduldig. Belangrijk: kinderen lijken wel jonger maar hun intelligentie is normaal.
Het richtingsgevoel is slecht ontwikkeld. Kinderen met DCD verdwalen gemakkelijk, zelfs wanneer ze een plaats goed kennen, bv. in de eigen school.
Problemen met tijd in de meest ruime zin van dat woord. Kloktijden worden laat aangeleerd, begrippen als avond, middag en zondagochtend worden niet begrepen, seizoenen en maanden zijn te abstract.
Instructies worden niet of verkeerd opgevolgd. Alleen wanneer een instructie wordt opgedeeld in deeltaken lukt het soms deze uit te voeren.